• Vroeger
  • Later
  • Ideeën
  • Echt gebeurd?
  • Vroeger

    Ik ben geboren in 1955 in Voorschoten als jongste van vijf kinderen. Toen ik twee jaar was verhuisden we naar Haarlem. Ons huis stond op de grens tussen Haarlem en Heemstede, één van de beste plekken om op te groeien, dat kan ik je wel vertellen.

    Zo hadden wij bijvoorbeeld de Haarlemmer Hout, zomaar aan de andere kant van de straat. Dat was een geweldig groot bos, vond ik. Ik wist zeker dat je er vreselijk in kon verdwalen. En hoe hard je ook om hulp riep, niemand zou je horen. Nee, ik bleef altijd op het pad of in de buurt ervan. Later ben ik nog wel eens in Haarlem teruggeweest en toen ben ik expres niet naar het bos gegaan. Al het andere was namelijk heel klein geworden: de lange weg naar school, waar wij wel een half uur over deden en al die pleinen die ik overgestoken was. Ze moeten het achter mijn rug verbouwd hebben of met krimpolie ingesmeerd. Er was gewoon niks van over! En dat, terwijl ik al jaren aan iedereen vertelde dat ik als kind wel víer keer per dag een hàlf uur moest lopen. Zodat iedereen dat maar heel zielig zou vinden. Hoe heb ik daar ooit zo lang over kunnen doen, dacht ik vol schaamte. Een prutsstukje was het, je kon aan het begin van de weg het einde al bijna zien.
    Dat bos daar ga ik mooi niet naar toe, dacht ik, daar moeten ze afblijven. Je zou de Haarlemmer Hout in mijn hoofd eens moeten zien, dat is pas een goed bos! Groot, donker en geheimzinnig. Je kunt er dagen in dwalen zonder ooit een levende ziel tegen te komen.
    Gelukkig is mijn hoofd nogal eigenwijs. Er zijn plekken, waarvan ik heel goed weet (ik heb het zelf gezien) dat ze veranderd zijn, maar dat onthou ik lekker niet. Ze hebben daar in Haarlem een plein, het Houtplein, daar was vroeger een bioscoop. Een hoge, gele gevel met van die rode letters: Lido. Wat ik daar niet allemaal gezien heb: The Sound of Music, Sissi, noem maar op en een heel enge film waarvan ik niet kon slapen. Ik schrijf de naam maar niet op. Als je nu op het Houtplein komt, dan is ie er niet meer, die bioscoop. Weg. Ik weet niet wat er nu is, want ik kijk er nooit goed naar. Als ik met de bus het plein nader, dan denk ik: Ha leuk, Houtplein, Lido. En het Sportfondsenbad is er in mijn hoofd ook nog. Het staat een beetje opzij van het plein. ZWEMMEN IS ZALIG, NIET ZWEMMEN IS ZIELIG stond er in grote zwarte letters op de muur. Dan had je nog eens iets om over na te denken tijdens het watertrappelen. Wij mochten thuis helemaal niet 'zalig' zeggen, dat was een fout woord en hier stond het zomaar, in koeienletters nog wel.
    Denk niet dat de Haarlemmer Hout de enige mooie plek bij mijn huis was.

    We hadden ook een tennisbaan die in de winter een schaatsbaan werd. Eén straatje verder, je wandelde er zo naartoe. die tijd vroor het nog wel eens en je kreeg zelfs ijsvrij, dus ga maar na. De schaatsbaan is er nog, maar het kleine cafeetje, waar het altijd gezellig bomvol schaatsers was en waar een onwaarschijnlijk hoge ronde kachel stond, nee, dat is weg. Maar ach, wedden dat ze er anders wel weer een kleiner formaat kachel hadden neergezet?
    Een ander voordeel van onze straat was, dat hij nog niet af was. Aan het einde van ons stukje huizen begon het Grote Wijde Niks. Wij noemden het Het Landje, want land was er wel, en daar mocht je alles wat nodig is voor een prettig leven: vuurtje stoken, hutten bouwen, door de modder rollen en nog veel meer. En zelfs toen ze er een school en nieuwe huizen gingen bouwen, was het er nog leuk: je moest eens weten wat een afgronden ze vroeger groeven voordat ze huizen gingen neerzetten. De grootste waaghalzen durfden erin te springen. Ik ook een keer, geloof ik.
    Je hoort mij niet zeggen dat vroeger alles beter was (eerder groter en hoger) of dat Haarlem de leukste stad is om in op te groeien. Ik zou niet durven. Ik woon nu in Amsterdam-Oost en daar is het ook niet mis, kan ik je zeggen. We hebben twee parken vlakbij: het Oosterpark en Frankendael. Het Oosterpark heeft een speeltuin, een kinderbad en een muziekkoepel; Frankendael heeft de mooiste vogels, zelfs ijsvogels!
    En Artis is bijna om de hoek. Schaatsen doen we op de Jaap Edenbaan: even op de fiets en je bent er. Ik zou niet zo gauw een betere plek weten.

    Maarre ... als je ooit in Haarlem komt en je bent toevallig niet groter dan anderhalve meter, ga dan eens kijken in de Haarlemmer Hout, als je wilt. En kom je me dan vertellen hoe groot ie is, hoe donker en geheimzinnig?

    Later

    Later wilde ik schrijfster worden. Dat wist ik heel zeker. Ik schreef vroeger ook al - verhalen over kinderen, beren en koningen en een boek waarin mijn Barbie de hoofdrol speelde - maar ik wilde het als beroep: schrijver. Gek genoeg heb ik toch eerst heel veel andere dingen gedaan. Ergens in mijn achterhoofd zwierf mijn schrijfwens nog rond, maar telkens als hij even boven kwam dacht ik: nee zeg, typisch zo'n wens van vroeger. Daar komt toch niks van terecht.
    Ik ging Nederlands studeren en Algemene Taalwetenschap en toen ik daarmee klaar was, kreeg ik een baan op een kantoor. En later op een ander kantoor en op een school voor bankmedewerkers (die wilden allemaal directeur worden, dat snap je). Ik schreef nog wel hoor, stiekem in mijn dagboek, over hoe vreselijk ik het allemaal vond.
    Toen ik een tijd thuiszat, omdat ik een beetje te moe geworden was van zo'n baan, ben ik een kinderverhaal gaan schrijven. En leuk dat ik het vond! Nee, die wensen van vroeger zijn zo gek nog niet!
    Nu schrijf ik verhalen en boeken voor jonge (6-10 jr) en oude (10 jr. e.o.) kinderen. De verhalen staan in de kindertijdschriften Okki en Taptoe. De boeken komen uit bij de uitgeverijen Leopold, Zwijsen, Maretak en Bekadidact.
    Toen ik elf jaar was, las mijn juf (lievelingsjuf) ons voor uit 'De brief voor de koning'. Heerlijk was dat. Ik verheugde me er elke dag op. Later, toen ik mijn man leerde kennen, vertelde hij me dat hij dat boek, op zijn zestiende, in één nacht heeft uitgelezen. Zó spannend vond hij het. Onze zoon Daniël heeft het verslonden toen hij negen was. Het lijkt me geweldig ooit nog eens een boek te schrijven waar kinderen van heel verschillende leeftijden van houden én dat zoveel jaren na verschijnen nog steeds met rode oren gelezen wordt.

    Ideeën

    Hoe ik aan mijn ideeën kom? Dat is nogal makkelijk. In de eerste plaats ben ik zelf ook een kind geweest. En daarbij had ik het geluk op een school te zitten, waar de ene merkwaardige leerkacht de andere afwisselde. Zit je er middenin als kind, dan is het geen pretje. Maar word je later kinderboekenschrijver dan blijken dat soort dingen reuzehandig te zijn. Die meester van mij die altijd aan zijn kont krabde (als hij dacht dat wij het niet zagen) èn in zijn neus peuterde. Niet allemaal tegelijk maar toch .. En denk je dan even in dat wij hem aan het eind van de dag een hand moesten geven. Denk je dat in en je weet wat voor een jaar ik gehad heb bij die man. Elke dag,in de rij, denk je: als dat snotje nou maar aan een ander kind blijft plakken. Ik ging altijd achteraan staan, dat weet ik wel.
    Wij hadden ook een kwekeling, zo heette dan toen. Nu wordt zo iemand een stagiaire genoemd. Die man was zo ongelooflijk lelijk dat ik mijn ogen niet van hem af kon houden. Ik noemde hem in stilte De Aap. Nooit hardop natuurlijk! Dat zou meteen zijn scheldnaam worden en dat wou ik niet. De Aap was een koosnaampje, want ik vond hem lief en ik had het gevoel dat ik hem moest beschermen tegen de boze buitenwereld, tegen al die ogen die natuurlijk meteen zagen hoe lelijk hij was. Het leek mij een ramp. De hele dag voor een klas staan leek me een ramp, maar dan ook nog eens met zo'n hoofd!
    Op een dag kwam er een deftige meneer achter in onze klas zitten om te kijken of De Aap goed les gaf, een leraar van zíjn school. De Aap zou voor ons blokfluiten en wat er toen gebeurde ... Maar nee, dat wordt een veel te lang verhaal. Ik zal het eens opschrijven.
    Of mijn juf in de tweede, juffrouw van Drevelingen. Ik had van mijn moeder gehoord dat ze de dochter van een banketbakker was en of het daar het nou allemaal door kwam? In ieder geval werd ze in mijn ogen met de dag dikker. Ook begon ze steeds meer op een varkentje te lijken. Zo'n vrolijk varkentje dat je bij slagerijen wel buiten ziet staan. Misschien kwam dat ook door haar kleine neus die iets van een stopcontact weg had.
    In mijn herinnering zie ik haar zitten voor onze klas, een been onder haar (geweldige) kont gevouwen, half opzij hangend, haar ene elleboog steunend op haar tafel. Haar mollige handje (varkenspootje) verdween telkens weer in een krakend zakje om dan boven te komen met een soesje. En wij maar werken. Eindeloze bladen vol met sommen heb ik volgeschreven daar in die tweede klas.
    Het gekke is dat ik me nog steeds afvraag of mijn juf nou zo op een dik varkentje is gaan lijken door wat ik wist over haar vader, de banketbakker. Misschien heb ik alles wel verzonnen, dacht ik een tijdje geleden. Misschien at ze helemaal geen roomsoezen voor de klas. Ze was niet superslank - dat weet ik zeker! - maar dat varkenssnuitje en die mollige pootjes ...?
    En toen heb ik Nicolet Banket geschreven: een boek over een meisje, dat zeker weet dat iedereen haar dik en vet vindt, alléén maar omdat ze wéten dat haar vader banketbakker is. Als Nicolet verhuist, houdt ze die bakkerij dan ook supergeheim voor haar nieuwe klas. Jammer genoeg geeft dat weer andere problemen. Druk maar eens op de knop 'boeken' (hierboven), dan kun je erover lezen.
    Dat bedoel ik nou. Sla je eenmaal aan het herinneren, dan vliegen de ideeën vanzelf in en uit. Dan is het meer de kunst ze in hun hok te houden totdat ze aan de beurt zijn.
    Soms sluipen ze eruit zonder dat je het zelf in de gaten hebt. Dat is het leukst. Dan schrijf je een boek over een pinnige directrice van een bejaardenhuis die de bewoners van haar huis verlepte andijvie voorzet en opeens denk je: wacht eens even ... En voor je het weet springt er een man tevoorschijn. Met opgeheven vuisten staat hij op de stoep voor een groot wit huis te schreeuwen: dat het een schandaal is en dat zijn moeder niet goed verzorgd wordt. Het huis is een bejaardenpension tegenover de Haarlemmer Hout, op de hoek van het straatje waar ik vroeger woonde. Mijn broer werkte in die tijd in een groentewinkel bij ons in de buurt en hij vertelde ons altijd hoe 'dat opgedirkte mens van het bejaardenhuis' tweede keus groente kwam halen. Tweede keus, dat betekende oud en vies.
    Ik wist niet eens dat die man met zijn opgeheven vuisten nog ergens in mijn hoofd zat. Hij wel, gelukkig! In mijn verhaal is hij veranderd in een meisje met een konijn op haar arm en reken maar dat zij alsnog wraak neemt. Voor hem. Druk maar eens op de knop Boeken (hierboven)en zoek naar: Wij pikken het niet!
    Wat ook heel handig is voor een kinderboekenschrijver is het hebben, krijgen of desnoods lenen van kinderen. Ik zou ze zelf nemen als ik jou was, want verder kun je er ook veel plezier van hebben. Je moet wel een beetje leuke nemen, (zoiets als die van mij). Dan heb je een makkie. Ze slingeren de ideeën om je oren als je goed oplet. Toen mijn dochter Hannah klein was, had ze het idee dat je alles waar je last van had het beste op kon eten. Tegenwind bijvoorbeeld. Met wijd open mond liep ze op straat en nam grote happen uit die vervelende wind. Ik ben vergeten of het hielp. Op andere momenten hield ze juist van de wind en wilde hem iets van haarzelf geven. 'Ik schrijf mijn naam op de wind,' zei ze en ze deed het ook. En ik? Ik maakte er een verhaaltje van. Druk maar eens op de knop Verhaal 1 (hierboven), dan kun je het lezen.
    Mijn zoon Daniël schaamt zich wel eens voor zijn ouders. Wij snappen niet hoe dat komt, want wij doen meestal vrij normaal. Ik heb me laten vertellen dat het meer voorkomt onder elf-jarigen. Druk maar eens op de knop Verhaal 2 (hierboven), dan kun je er iets over lezen.

    Echt gebeurd?

    Ik schrijf zelden iets op wat echt gebeurd is. Het worden altijd slappe verhalen. Vooral zo onecht. Ik zal je een voorbeeld geven. Het is niet zo lang geleden gebeurd. Echt waar!
    Op een morgen zag mijn zoon Daniël een filmpje op de tv over kevers. Nu is hij gek op de natuur en dus ook op kevers. Hij wilde meteen echte kevers zien! Maar waar vind je in hemelsnaam echte kevers? In grasland, dachten wij. En we herinnerden ons dat we met de trein wel eens door een heleboel weilanden waren gekomen ergens ten noorden van Amsterdam. 'Purmerend,' mompelden wij tegen elkaar. 'Als daar geen kevers zijn ...' Mijn dochter Hannah was aan het kamperen met (de ouders van) een vriendinnetje, dus die hoefden we niet over te halen. We hebben van alles gezien daar in Purmerend, maar om nou te beweren dat het daar een waar keverparadijs was, nee. We vingen wel wat, rupsen en pissebedden en een heel klein kevertje, die we allemaal in de bugs-viewer bekeken, maar dat was het dan wel. Toen ik echter die avond de kampeertas van Hannah uitpakte, renden daar zomaar twee vette kevers uit. Ze holden als gekken over de badkamervloer, maar ik kreeg ze toch te pakken. Hup, vlug in de bugs-viewer. Daniel bladerde enthousiast in zijn keverboek. Het waren graafloop- of loopgraafkevers, dat weet ik niet meer, maar wij waren heel tevreden en moesten natuurlijk nogal om onszelf lachen: hadden wij die Grote Reis ondernomen om kevers te vangen, werden ze 's avonds zo bij ons thuis afgeleverd!
    In het echt was het leuk. Maar schrijf zoiets nooit. Wat een flauw verhaaltje zou dat worden. En wat zou je de grap al mijlen van tevoren hebben zien aankomen. Terwijl wij daar in Purmerend, in het echt, helemaal niks zagen aankomen. Wij bleven maar stenen en stukken boomschors omdraaien in de hoop een miezerig kevertje te vinden. Hàdden wij alles zien aankomen, dan waren we heus wel thuis gebleven. Vanavond komt Hannah met een tas vol kevers, zouden wij tegen elkaar gezegd hebben. Wij spelen wel een spelletje Ganzenbord tot het zover is. Nee, de werkelijkheid moet je nooit opschrijven, die beleef je al.
    En weet je wat ook zo akelig is met de waarheid? Iedereen kan zich er mee bemoeien. Heb jij het over 'een zacht briesje' -gewoon omdat je het woord briesje zo mooi vindt- beginnen ze allemaal te zeuren dat het minstens windkracht 10 was. Een Westerstorm! (want de windrichting moet er ook altijd bij als het echt gebeurd is.)
    Trouwens, als je je echt aan de waarheid wilt houden, mag je wel een beregoed geheugen kweken. Voor je het weet verzin je er iets bij of je laat iets weg wat volgens iedereen juist het belàngrijkste was. Stond je natuurlijk net weer de verkeerde kant op te kijken toen dat allerbelangrijkste gebeurde. Nee bah, de waarheid is me veel te streng!